Retrospect

Ik maak de balans op over mijn leven. Het afgelopen jaar namen wij afscheid van acht van onze vrienden. Kregen wij het bericht dat drie andere vrienden aan Alzheimer lijden en dat het gekwakkel onder de vriendenkring niet meer valt te ontkennen. En ik? Ik draai telkens weer als poes of een hondje in het rond om alvorens lekker te te kunnen liggen. Maar vooral dat laatste is dus een probleem, want die ‘storm in de kop’ die wil maat niet luwen. Juist nu, op gevorderde leeftijd, doet de optelsom als een sloopbal haar werk.
Ik ga schrijven..heel, heel veel schrijven, want dat was het advies van zowel een in Nederland wonende psycholoog alsook een collega hier in Hongarije. Waarom dit advies dan wel nodig is, dit advies? Omdat ik nu al tientallen jaren niet veel langer slaap dan gemiddeld 4 uurtjes en dan weer met een malende kop wakker word. Spookbeelden die vreselijke herinneringen oproepen en die ik maar niet kwijt raak. Ik ga ze stuk voor stuk beschrijven en hoop daarmee dat ik ze ook stuk voor stuk kan parkeren in een vakje ‘ongesorteerd’.

Waarschuwing vooraf: Wanneer je niet tegen grove omschrijvingen kunt, dan vooral NIET lezen. Wanneer je wilt haarkloven over tegenwoordige- en verleden tijd….je doet je best maar. Want, zoals een oud redacteur ooit stelde ‘je schrijft zoals je lult, en dan zullen wij het wel redigeren…wen d’r maar aan.

ZINLOOS GEWELD

We fietsten samen naar huis na een gezellige avond bij vrienden. Eigenlijk maar een ritje van hooguit tien minuten en net na middernacht vrijwel geen verkeer op onze route. Het enige wat iets vertraging kon brengen was het Emous, want ook al is een klimmetje van niets, ik moest er, vooral na een erg copieuze maaltijd, wel even voor op de pedalen gaan staan. Een Giant, gekocht van een iets te corpulente slimmerd die na vier of vijf ritten naar zijn werk het wel voldoende vond. Kortom, een ideale fiets voor de lange lulatsch die ik zelf was. Met het klimmetje in zicht zette Míp er alvast de sokken in en lag al snel vijftig meter voor. Ineens, vanuit het niets, klonk er heel hard geschreeuw…’Vuile tyfushoer..goor kutwijf….’ M was de bron van dat geluid al voorbij en hoorde slechts flarden van het lallende geluid. Omdat ik het niet helemaal eens was met deze kwalificatie besloot ik dus maar om meer uitleg te gaan vragen. Dat was dus eigenlijk meteen de grootste fout mijnerzijds…want ga nooit naar een risicogebied als je niét bent voorbereid….ofwel, zorg dat je in de juiste versnelling rijdt om een terugtrekkende beweging kunt maken. Twee knullen van half in de twintig schrokken zich helemaal de pestpokken toen daar vanuit het niets ineens een lange vent kwam vragen waarom zij dus zijn voorbij fietsende partner verrot hadden gescholden. Het duurde slechts een paar seconden om zich te herpakken en samen kwamen ze meteen op mij af waarbij een van de twee ineens een fors mes tevoorschijn toverde. Ik keerde al fietsend om en probeerde hen voor te blijven, maar ja, zoals vermeld, in de verkeerde versnelling. Als in een vertraagde film draaide ik de pedalen rond en zag snel in dat dit niet ging lukken…dus sprong ik van die mooie Giant en gebruikte die als schild om de dat zwaaiende mes te ontwijken, maar ik begreep dat dit niet de oplossing was. Ik tilde de toch niet echt lichte fiets boven mijn hoofd en ‘pleurde; deze recht bovenop de vervaarlijke messenzwaaier. Daar hield voor mij het verhaal op en was het eigenlijk wel genoeg. Wat ik niet wist was dat het voor mij dan kennelijk was afgelopen, maar dat die messentrekker kennelijk zijn mes had laten vallen na die Giant op z’n kop en toen maar was overgaan met mij te schoppen en slaan terwijl ik was gestruikeld….bont en blauw, welteverstaan. Wat ik ook niet wist, was dat Míp lief gedurende dit voorval ‘oog- en handzwaaicontact’ had met een man die voor het raam stond op een bovenverdieping en waaraan ze duidelijk had gemaakt dat hij de politie moest bellen. Nu was toentertijd het politiebureau nog geen halve kilometer van de bewuste plek waar dit alles zich afspeelde alleen moest er wel worden omgereden vanwege een aantal onbegrijpelijk geplaatste paaltjes. Toen dan eindelijk de politieauto arriveerde stapten er twee agentes uit. Die begonnen meteen met het ondervragen van wat nu wel had plaatsgevonden. Die mannen wisten niet beter dan dat zij na een avondje stappen op weg waren naar huis en dat er toen ineens een grote vent midden op straat stond die met fietsen gooide. Toen Míp aanvulde dat er nog wel iets aan vooraf was gegaan en dat een van de twee met een mes had getracht om mij te steken draaide de rollen om…’Hebt u een mes?’ vroeg de en agente…en ja, heel trots toonde hij toen dus dat mes. Beide agentes, als was het in koor, zeiden toen’ Dan bent u bij deze aangehouden!’ Messenmans begon zich te verzetten en bedreigde toen die ene agente….die drukte de knop in van haar portofoon en riep ‘Collega te hulp’ Wat er toen gebeurde was echt de moeite van het beschrijven waard.

Eerst kwamen de collega’s op de motorfietsen…drie in totaal, en die hoefden niet om te rijden vanwege die paaltjes en stonden er binnen drie minuten. Daarna kwamen de politieauto’s, vanuit Maassluis, vanuit Schiedam, Rotterdam en nog meer omstreken. Op zeker moment was het hele, maar dan ook het hele Emous gebaad in blauw zwaaiend licht en werden de mannen ingerekend. Onze fietsen mochten in het busje waarmee ook werden vervoerd naar het bureau en daar werden wij uitgenodigd om ons verhaal te doen. Toen de de beste man slechts drie regels had opgeschreven werd ons verhoor eigelijk onmogelijk door het lawaai wat de twee ingesloten daders produceerden. Geschreeuw en hard bonken tegen de celdeuren overstemden de nachtelijke rust op het hele bureau. Nadat twee andere dienstdoende agenten met opgestroopte mouwen hun collega bij ons weghaalden voor een korte interventie keerde de stilte terug. Naar wat we later te horen kregen waren beide mannen half in de twintig, waren beide brave huisvaders die een avondje waren gaan stappen en zich tegoed hadden gedaan aan drank en…pillen. Later heb ik via Karel getracht om beide mannen aan tafel te krijgen om in het kader van acties tegen Zinloos Geweld een gesprek te ontlokken. De redactie heeft toen alles in het werk gesteld, maar beiden waren te bang om hun baan en goede naam te verliezen. Vraag blijft: Bestaat er dan wel Zinvol Geweld?

An accident looking for a place to happen.

Here’s an accident looking for a place to happen

Ik kreeg reacties op mijn vorige blog waarin de vraag werd gesteld waarom juist ik al die nare en traumatische dingen meemaakte. Ik kan het niet verklaren, maar zal wel stom toeval in combinatie met pech zijn geweest. Ik weet wel wat er naderhand met je gebeurd….je wordt voorzichtiger en probeert om ongewenste confrontaties te voorkomen. Zo reed ik vanuit de stad terug naar huis en had op m’n achterbumper een koeriersauto die er graag binnendoor via de achterklep langs wilde. Gaat uw gang, gaat uw goddelijke gang, mompelde ik nog om vervolgens iets extra opzij te gaan om die mafketel te laten passeren. De ‘zes’, zoals de provinciale weg bekend staat, kent een maximum snelheid van 90 km per uur, maar het aantal keren dat wij hier met snelheden van boven de 150 km zijn talrijk. Met name door de invoer van al die gebruikte auto’s uit het westen maken het dagelijks veel te bont. Niks Trabantjes of Wartburgs, maar snelle Audi’s en BMWs maken het verkeer hier steeds gevaarlijker. Daar komt bij dat alle koeriersdiensten gebruik maken van snelle bestelauto’s, want tijd is geld….en dus moeten ze echt racen want anders zijn ze dat baantje ook weer kwijt.

Nu zit er halverwege een hele lange flauwe bocht en die biedt dus geen enkel overzicht op eventuele tegenliggers. Op nog geen 200 meter voor me zie ik die bewuste mafkees weer aan een inhaalmanoeuvre beginnen, alleen….hij is te laat en heeft niet genoeg ruimte om weer in te voegen. Ik zie het gebeuren…ik zie weer die bekende stofwolk welke na zo’n klap opstijgt. Ik schreeuw het uit ‘Nee he…niet nog een keer…klootzak…enorme lul!

Hij is dus frontaal op een koelwagen geklapt en die dus net een maatje te groot voor deze veel te snelle koerier. Ik stuur meteen de auto helemaal de berm in en schreeuw het uit ‘en ik ga er niét naartoe.. ik ga er niét naartoe!!!’ Bibberend bel ik Míp op…ze pakt aan en ik zeg dat ik niet meer durf te rijden en vertel wat er gebeurde. Inmiddels loeien de eerste sirenes al voorbij en zit ik nog steeds te shaken. Achter mijn camera voel ik me veilig en besluit uiteindelijk toch om er naartoe te lopen. Verschillende agenten vragen me of ik het heb zien gebeuren en of ik foto’s heb gemaakt van het moment suprême. Ik kijk ze vragend aan en maak de gebaren die mij sturend voorstellen. Of ik dan toch als getuige wil optreden. Na kort mijn verklaring te hebben te hebben afgegeven ga ik weer in de Peus zitten. Ik bel na meer dan een uur nog een keer en zeg dat ik het nu wel weer aandurf.
Waarom dit alles geschreven? Om hiermee aan te geven dat een shock ook na jaren weer kan opleven en dat je door stom rijgedrag van anderen flink in de war kunt raken. Dat en niet anders en….ik moest dit nog even kwijt. Binnenkort zullen de verhalen en herinneringen alleen maar leuker worden, want ook die zijn als tegengif zeer de moeite waard.
Of het mij heeft geholpen om deze herinneringen te verhalen? Zeker weten en het begint allemaal een gezond plekkie in m’n kop te krijgen.

Nee, niet weer toch?

19 Februari 2004

Ik was een groot deel van de ochtend rond de 2e Maasvlakte in wording.Ik had foto’s gemaakt voor mijn stock-voorraad en als mogelijke locatie voor opdrachtfoto’s, want zou een klant dat nodig hebben, dan had ik dat beeld in huis. Heerlijk het zonnetje op de smoel en lekker tuffen met mijn trouwe Elly. Elly was (en is nog steeds) m’n trouwe werkauto, de Mitsu L 400 4WD en ideaal voor allerhande gebruik. Míp zegt altijd dat we ons met de Peugeot van A naar B vervoeren, maar met Ellie ( De L van L400) zijn we eerder op reis. Op weg naar huis kom ik op het traject waarbij ik altijd een dubbel gevoel heb. De industrie is boeiend, maar de silhouetten van de raffinaderijen heb ik altijd als bedreigend ervaren. Dat heeft, zeker weten, te maken dat ik, recht tegenover de grootste raffinaderij wonend, nog altijd de sirenes herinner als er weer eens alarm was.
Ik rijd over Dintelbrug en heb vanaf daar ruim 180º zicht over het hele gebied. Dan, plots, is er iets wat m’n aandacht trekt op een kilometer of twee afstand in de verte. Nu heb ik lang genoeg in de autosport gefotografeerd om te weten wat je bij een crash ziet. Lichtspiegelingen die rondtollen, veel rook en vooral heel veel opvliegend stof. Ik twijfel geen moment en geef vol gas helemaal want daar is iets niet pluis. Wanneer ter hoogte ben van wat inderdaad een zwaar ongeluk blijkt donder ik ‘Ellie’ in de berm, grijp m’n camera’s en steek de snelweg over..dan over de vangrails in de middenberm klimmen en daar sta ik dan…tussen de nog narokende trucks. Instinctief begin ik te fotograferen en ren zodoende stukje bij beetje dichterbij in dit surreële decor van een drama. Wanneer ik bij de geramde vrachtwagen kom valt me iets raars op dat niet helemaal duidelijk is, want ik zie een andere truck verderop staan en de chauffeur daarvan steekt hoog boven de cabine uit en kijkt verbaasd over wat er allemaal achter hem aan de hand is. Maar die geraakte truck dan….die staat strak tegen de vangrail en er hangt iets tussen die vangrail en de bumper. Wanneer ik er bij ben valt m’n mond open….een been met een schoen eraan? Een onderbeen om precies te zijn. Ik klim over de vangrail en kijk naar achteren en daar ligt een man en die…die mist z’n onderbeen……holy shit….

Het blijkt de chauffeur van deze geramde truck. Hij was op weg vanaf de Maasvlakte waar hij volgens contract dagelijks de banden en wielen van robottrucks had omgeruild. Op de terugweg valt hem op dat er op het tegengestelde stuk snelweg het complete loopvlak van een vrachtwagenband midden op ligt. Hij beseft dat dit een heel fors ongeval zou kunnen veroorzaken. Kortom, een paar kilometer verderop onder het viaduct door en weer terug naar de plek die gevaarlijk geworden is door dat stuk vrachtwagenband. Veiligheidsjack aan en snel uit de cabine…dan nog het jack vastmaken en voorlangs de cabine kijken of het veilig is om de weg over te steken. Op het moment dat hij om het hoekje kijkt ziet hij over de vluchtstrook, dus waar zijn truck staat, een truck aan komen en weet hij niet anders te doen dan een sprong maken naar de andere kant van de vangrail….edoch, te laat. Hij kan zich de zweefduik herinneren en ook dat moment dat zijn eigen truck door die opdonder een meter of tien meter naar voren is geschoven, met zijn onderbeen er compleet afgerukt. Ik denk dat ik daar compleet verweesd moet hebben gestaan….wat nu. Ik zie dat het bloed eruit gutst en besef dat er snel iets zal moeten gebeuren wil deze man niet het vaantje strijken. Het is koud en de keiharde wind maakt het er alleen nog kouder door. Wanneer ik door m’n knieën zak zie ik dat niet alleen zijn complete onderbeen eraf ligt, maar dat ook z’n lies is opengescheurd en dat z’n darmen door dat gat kiekeboe spelen. Camera wegleggen en redden wat er te redden valt. Ik zie dat de toekijkers beginnen toe te stromen…allemaal chauffeurs die onder weg zijn naar de Maasvlakte. Terwijl ik met m’n linkervuist de darmen tracht in het gareel te brengen roep ik om een stropdas of een broekriem om een tourniquet te maken…niemand…een spanbandje dan misschien? Een van de chauffeurs geeft een spanband aan, maar dan wel zo eentje waar je een lading van meerdere tonnen mee vastlegt. Door de kou is dat ding keihard en van soepelheid is al helemaal geen sprake. Om de stomp dat ding en dan maar flink aantrekken zodat het bloeden wordt gestopt. Dan hoor ik de abnormaal hoge stem van een klein mannetje dat door de menigte door aan het ploegen is ‘Opzij opzij…..EHBO…EHBO….!’ Wanneer hij op een meter afstand van me is kan ik slechts uitbrengen dat hij op moet flikkeren…situatie onder controle. Een van de chauffeurs heeft een deken uit zijn cabine gehaald en houdt die nu samen met een paar collega’s achter mij vast als windscherm tegen de koude van deze dag in februari. Doordat alle verkeer stilstaat is het letterlijk doodstil. Normaal gesproken komen en gaan er hier dagelijks honderden trucks per uur voorbij, maar nu staat de hele regio muurvast. Ha, daar is de hermandaat…en de agent zegt dat de ambulance onderweg is, alleen is er een klein probleem….de hele A15 staat vast, totaal geblokkeerd, incluis de vluchtstrook, want ook daar staat een complete file met truckers die dachten via die vluchtstrook wel even die file konden omzeilen, stelletje kolere egoïsten. Woest zijn de agenten, woest dat op deze manier het leven van een collega chauffeur in gevaar is gebracht en dus begonnen een aantal andere agenten meteen om de kentekens te noteren…de bekeuringen zouden dus nog wel op de deurmat gaan landen. De ambulance, zo vertellen ze, is nog steeds doende een omweg te vinden en vandaar dat eindeloze wachten op hulp. De spanband is breed en dik en stug door de koude omdat ik een aangereikte grote schroevendraaier gebruik lukt het me om met die band de stomp af te knellen, maar erg veel langer ga ik dat niet redden. Na een dik halfuur komt er beweging in de massa volk…de helikopter is bezig met landen op de andere weghelft en zodra die aan de grond staat snellen de ambulanciers toe om het van mij over te nemen.

Een oudere agent gebaard dat ik wel even de warmte van het politiebusje mag opzoeken en houdt uitnodigend de schuifdeur open. Daar zit nog een man in en die begint meteen een heel verhaal…dat hij deze dag voor het eerst met de nagelnieuwe trekker op weg was en dat zijn baas wel niet echt blij zou zijn dat die truck nu naar de schroothoop kan. Nee, hij had niet gemerkt dat er een flauwe bocht in de weg zat waardoor hij op de vluchtstrook terecht was gekomen…hij zat op de kaart te kijken voor de juiste route. Ik word woest en vertel hem dat hij net een collega voor de rest van z’n leven heeft verminkt….klootzak die je bent…enorme eikel. Ik ram tegen het raampje dat ik eruit wil, weg bij deze lul. De agent ziet het en maakt een gebaar dat het okay is dat ik daar best een shaggie mag roken. Nee..ik wil eruit…nu. Eenmaal buiten leg ik uit waarom en hij knikt begripvol…sorry, zegt hij, die hufter heeft wel bijna iemand omgelegd.
Een week later later ga ik samen met Míp bij hem op bezoek in het ziekenhuis. Het is een kort bezoek…ja, hij kan zich best wel veel herinneren en o ja, bedankt hoor dat je m’n leven redde. Maar het ergste wat hem te binnen schiet is dat hij nu zijn lievelingssport niet meer kan beoefenen…roller skaten door de Hoeksewaard…en wanneer hij daarover maar blijft zeiken en klagen besluiten wij om maar weer snel te vertrekken….arme man.


Rechts achter de vangrail ligt Dirk.

Onverwacht

1983 Juni

A20 Afslag Moordrecht

Ik heb een opdracht om foto’s te maken van een wegrestaurant onderaan de afrit van de A20. De architect was nogal trots op zijn werk en wilde daar wel beeld van. Het is fris, om maar niet te zeggen koud,en ik sta nog geen vijf minuten de verschillende kanten van het gebouw te bekijken voor het beste beeld wanneer ik achter me een enorme dreun hoor, duidelijk van metaal op metaal en wanneer ik me omdraai zie ik een vrachtwagen waarvan het linkertwiel een stuk naar achteren staat en iets verder ligt een hoop verwrongen metaal wat een auto moet zijn geweest. Ik loop snel er naartoe en maak al lopend alvast een stel foto’s. Net als ik lopen er nog een heleboel mensen op af en aan hun gezichten kon je zien dat dit wel een echt rake klap moet zijn geweest. Net voorbij de plek waar de afrit op deze weg uitkomt ligt dat wat ooit een autootje was geweest, niet hoger dan een meter, alleen wel in een totaal vervormd geheel. Een Peugeot 104 herken ik en zie dat er ook nog iemand achter het stuur zit….een vrouw. Een stuk of twintig mensen houden afstand en kijken alleen maar toe..ze lijken versteend als aan de grond genageld. Ik geef een brul en schreeuw dat er iemand iets moet doen maar dat heeft alleen maar tot gevolg dat ze terugdeinzen, met een verschrikte blik in hun ogen. Ik besluit er zelf opaf te stappen en voor ik het weet zit ik op m’n knieën naast dat verschrompelde karretje en begin instinctief dat te doen wat me op dat moment het beste lijkt. Ooit kreeg ik van dokter Henk Hasper, een vriend des huizes, een spoedcursus EHBO, want je weet maar nooit. Hij leerde me dat als je een verkeersslachtoffer met een hoofdwond treft en geen verbandmiddelen hebt, dat je in dat geval een pluk haar van links en een van rechts kunt nemen en daar dan een knoop in legt. ( Niet lang na deze spoedcursus gebeurde voor ons huis een ongeluk…een man op een brommer vloog voorbij het raam en knalde met zijn hoofd tegen de stoeprand het resultaat was een flinke hoofdwond, alleen was hij zo kaal als een biljardbal…en dus geen haar om te knopen) Dit was andere koek, hier geen voorbeeld waar ik uit kon putten, maar intuïtie volgen en redden wat er te redden viel. Haar hersens puilden uit een gat aan de voorkant van haar schedel en haar kunstgebit stak deels door de zijkant van haar keel. Ik schreeuwde om een verbanddoos en geloof me…die als bevroren massa reikte wel twintig dozen tegelijk aan. Met een stuk noodverband drukte ik voorzichtig die massa terug in de schedel, trok het stuk kunstgebit uit haar keel om vervolgens haar tong naar buiten te trekken om te doorkomen dat ze zou stikken….en daar zat ik….midden in een steeds groter wordende plas benzine. Weer schreeuwde ik het uit, dit keer ‘brandblusser’. De passiviteit van de toekijkers sloeg om in actie, want van alle kanten kwamen brandblussers…ze wilden allemaal meteen gaan spuiten…’Nee, niet nu…klaar houden voor het geval dat…’ Vanaf dat moment werd het alles stevig vasthouden en afwachten tot er hulp zou opdagen.
Tussenkopje
Naar later zou blijken dat deze dame onderweg was van huis naar de school waar ze docent was. Ze reed onder het viaduct door toen een auto van rechts van de afrit kwam, te laat remde, het auto een tik gaf waardoor het op de verkeerde weghelft kwam en frontaal op een vette DAF kiepwagen knalde die net over de overweg aan kwam rijden…pats boem, en dat in een flits van een seconde.

Terwijl ik daar geknield naast haar op het asfalt zit overzie ik de situatie. Een gesprek beginnen met iemand die bewusteloos is heeft weinig zin en dus bekijk ik haar en haar positie eens goed. De motor van die kleine auto ligt over haar knieën gekneld en dus is het geen kwestie van even eruit halen…ik bekijk haar kleding en schat haar leeftijd…een beige gekleurd mantelpakje, ik schat zo van mijn leeftijd…wachten, wachten…denken, piekeren. Ik was toen zelf in het eerste jaar dat ik te horen had gekregen dat ik, statistisch gezien, nog rond de 5 jaar te leven zou hebben, want verder gingen de overlevingskansen en cijfers niet voor mijn vorm van kanker, Hodgkin. Ik was dus al knap bezig met de begrippen leven en dood en hoe dat laatste zich dan wel zou aandienen. En hoe dat zou voelen als ik dus die verkeerde tunnelbuis in zou glijden…aftakelen…slechter en slechter? Daar drong tot me door dat het ook anders zou kunnen gaan…zoals bij deze dame…pats..boem..in een flits van een seconde. Er komt iemand uit de aangegroeide muur van toeschouwers en vraagt of hij me even van mijn camera zal verlossen, want hij ziet dat die camerariem knap knelt en in de weg zit. Dat is geen makkelijk karweitje, want de riem zit dubbel gezekerd, maar wanneer het hem eindelijk is gelukt vraagt hij of hij wat platen voor mij mag maken. Ik knik slechts, het dringt niet tot me door. Ik spreek de hele tijd zachtjes tegen de vrouw want ik had ooit gelezen dat mensen in dit soort situaties toch kunnen horen wat er om hen heen gebeurd.

Ik vertel haar dat ze ‘erbij moet blijven’ en blijf dat herhalen. Verdomme, wat gaat de tijd langzaam…waar blijven ze nou als je ze nodig hebt. Nadat ik een minuut of vijf zo naast haar heb gezeten begin ik mezelf af te vragen wat ik hier nu eigenlijk doe. Ik heb nooit een opleiding genoten tot brancardier en van gaten in schedeldaken heb ik al helemaal geen verstand, maar m’n instinct stuurt me gewoon en kennelijk straal ik de autoriteit uit zodat niemand eraan twijfelt dat ik weet wat ik hier aan het doen ben.

Na ongeveer een minuut of tien is daar de politie. Twee agenten, eentje, een oudere en de ander een piepjonge nieuweling. Samen bekijken ze de situatie en nadat hij, de jonge puistenkop, mij met het slachtoffer ziet snelt hij een paar meter weg en leegt zijn maag op het pikzwarte asfalt. De oudere maant met handgebaren de wit weggetrokken jongeman weg en zegt ‘ga jij maar in de auto zitten.’ Daar zitten we dan met z’n tweeën, zij ín en ik naast wat voorheen een auto was….de agent slaat me op m’n schouder en zeg alleen maar ‘volhouden’ om vervolgens het verkeer, dat inmiddels muurvast staat, uit de klit te gaan halen om ruimte maken voor de ambulance. We zijn inmiddels een dik half uur in de weer wanneer de ambulance arriveert. De beide mannen gaan meteen aan de slag. Het belangrijkste? De ene broeder klimt door de achterkant naar binnen, brengt snel een pijpje in de keel aan zodat ik eindelijk die uitgestoken tong kan loslaten want m’n hand is inmiddels meer een klauw geworden door de spanning. Mijn andere hand drukt nog steeds die lauwwarme massa naar binnen en de broeder ‘beveelt’ bijna om vooral die druk niet te verminderen en zegt alleen maar ‘heel goed…heel goed’. Ik heb op vakanties in Spanje altijd wel runderhersens zien liggen in de etalage of toonbank. Maar in dit geval is het anders, want er zit nog leven in en het lijkt of ik dat leven ook kan voelen. De andere broeder heeft inmiddels op een brandcard de inhoud van diverse koffers uitgestald waardoor het meer een openlucht operatiekamer is geworden en ik moet meteen aan die serie MASH denken, vroeger op tv. Omdat het hier een levensbedreigende situatie betreft, heeft men ook de brandweer op pad gestuurd. Die arriveren, beginnen gereedschappen en hydraulische slangen uit de wagen te trekken. Vervolgens leggen de mannen een hele grote paardendeken over haar en mijn hoofd en de rest van onze lichamen. Ik zie nog net de giga grote en dikke hydraulische schaar, als de schaar van een hele grote krab, waarmee ze zo dadelijk de carrosserie om ons heen gaan wegknippen en hoop dat dit gevaarte niet per ongeluk zal uitschieten. Het klinkt misschien raar, maar het geluid van dat geweld is rustgevend want het wordt ook meteen licht nu het dak van die kleine auto wordt geknipt. De glassplinters vliegen alle kanten op en ik hoor het scheurende de piepende metaal van de carrosserie zuchten onder de onmeetbare druk van die schaar. Ongeveer een uur nadat ik naast haar ging zitten kan de vrouw eindelijk uit haar benarde positie worden getild en houd ik nog steeds haar hoofd vast. Pas op dat moment krijg ik de bibbers. Wat ben je dan ook een eikel dat je aan dit soort dingen begint? Nou, een impulsieve eikel nog altijd. Een van de inmiddels vele agenten wijst me op het wegrestaurant en zegt dat ik mezelf daar wel wat kan opfrissen.

In het toilet bekeek ik mezelf…totaal maar dan ook echt totaal onder het bloed. Na dat zoveel mogelijk te hebben afgewassen ging kon ik even gaan zitten om uit te puffen…en vervolgens gutste de koffie over rand van het kopje op het schoteltje doordat mijn handen begonnen te shaken.


En toen werd het pas echt ernstig

Ik heb in de jaren daarna geregeld contact gehouden met een zus haar en die liet dan via een telefoontje altijd weer hetzelfde horen…, neen, geen verbetering, nog steeds in coma. In het revalidatiecentrum op de Veluwe, waar ze al tijden lag, was er een oplettende verpleegkundige en die zag beweging in haar oog en dat was het begin van een geslaagde revalidatie en terugkeer op deze aardkloot. Vervolgens was er bij ons laatste gesprek de hoop dat er weer leven in de brouwerij was. Ze fietste mee met haar zus achterop de tandem…. ze vertaalde, met behulp van een grote borduurloep, zowel uit het grieks en latijns. Dat wilde ik wel zien, dit wonder en dus maakten we een afspraak. Vier dagen later reed ik dus naar Waddinxveen waar haar ouders woonden. Nu heb ik geen idee wie er wellicht ooit de serie ‘De Glazenstad’ heeft gezien, zo’n sfeer dus, maar dan live. Aangekomen bij het woonhuis druk ik op de bel en die wordt meteen geopend. Alsof er een Wim de Bie in een van z’n glansrollen als vrouw mij aankijkt. Ze laat me binnen en ik zie het evenbeeld van Johan te Slaa zo met die nukkige kop. De man beweegt zich met behulp van een looprek en gaat richting makkelijker stoel en gaat zitten. Zijn vrouw draait zich naar mij om en spreekt “U had er beter af kunnen blijven. Want God heeft mij nu toch wel genoeg gestraft, vind u niet?’ daarbij haar hoofd richting man wijzend. Ik ben overvallen, maar gelukkig is de reden van mijn komst ook aanwezig. Moeder verteld haar dat ik dus die Hans ben. Ze kijkt schuin omhoog met haar nog redelijk ziende oog…we schudden handen en dan zegt ze ‘Ik herken uw stem, Hans.’ Nu word ik nog stiller, want dit betekend dat ze mij dus al die tijd heeft kunnen horen. Zodanig in de war dat ik na een half uur al weer wil vertrekken. Maar met lege handen dat zat er niet in. Ze heeft op therapie in de instelling een kussen versiert. Wit, kraakhelder wit met een ingevlochten kruiswerk in blauw en wel zo blauw dat het wit het plezierde om dat keiharde blauw ook nog eens te ondersteunen. Ik groet haar en zeg tot ziens tegen de rug van vader die weigert om mij verder te zien. De mevrouw ‘Wim’ kijkt nu nog norser en gromt alleen maar iets van ‘ziens’ of zo. U ook bedankt hoor, mevrouw…fuck off, dacht ik….krijg alsjeblieft het lazarus. Ik donder het blauw-witte gevaarte op de stoel naast me en rij weg…weg uit deze godvergeten verstikkende, fijn christelijke sfeer. Ik kan pas weer opgelucht ademhalen wanneer het huis en de oprijlaan in de achteruitkijkspiegel vervagen tot slechts een decor.

Chemo…hoe bedoel je. K? Echt waar?

MAART 1980

MET DE 2 MODELLEN TIJDENS FOTOREIS TUNESIË…..IK WOOG DAAR DUS 67 KILO

STELLIGHEID 3

Het was tijdens verjaardagen en andere gelegenheden dat ik dan een leuke attractie waarmee ik de aandacht kon trekken. Met wat lenigheid kon ik de houding van mijn lichaam veranderen zodat er een ‘ballonnetje’ tevoorschijn kwam vanachter mijn sleutelbeen. Dat was wel een dijenkletser hoor, want uiteraard wilden de kijkers ook van dichtbij zien en ook voelen hoe ik dat dan wel presteerde. Dat ging voor enige weken goed, totdat ik met mijn rechterarm de versnellingspook niet meer kon bedienen en dus niet meer kon autorijden. Ja, ik trachtte het nog met de linkerhand te schakelen, maar dat werd wat ingewikkeld en onveilig en dat een kerel van 33 jaar, 1 meter 96 nog maar 67 kilo woog, was ook voor huisarts Henk H. reden om maar eens dieper erin te duiken. Hij vertrouwde het toen niet helemaal en zorgde voor een spoedoperatie om dat ‘ballonnetje’ eens beter te kunnen bekijken. Tien dagen duurde het toentertijd voordat de resultaten van de bioptie bekend waren. Die tien dagen lag ik daar maar te niksen in dat ziekenhuisbed en allemachtig…wat duurden die dagen lang. Tot die bewuste dag dat de chirurg gevolgd door zijn co-assistenten zijn dagronde deed. Hij durfde mij niet aan te kijken en iets mompelde van ‘later…later..’. De hoofdverpleger zag dat ook en wond zich zichtbaar op over die vertoning. In het kort….ik werd uiteindelijk aan het bureau van die chirurg uitgenodigd en kreeg een verhaal te horen dat hij dat varkentje wel even zou gaan wassen, want ervaring genoeg. Ik begreep dat ik die keus voor een snij- en zoekoperatie niet meteen hoefde te maken en dat ik de dag erna ontslagen zou worden. Briesend liep ik door de gang en kwam de hoofdverpleger tegen en ik meldde hem dat ik niet morgen, maar meteen zou vertrekken…taxi, en wegwezen. Samen met huisarts H nam ik het besluit om maar meteen naar het hoofdbureau van kankerzaken te gaan en die beste chirurg maar in zijn sop te laten gaarkoken. Dat hoofdbureau werd ook wel de Daniël genoemd. Niet dat het daardoor minder bedreigend werd, maar je wist bij het noemen van de naam meteen waar je aan toe was, Kanker, met een grote K. Kort en goed, daar zat ik dan….aan de tafel van mevrouw de hematoloog. Een strijdplan werd opgelepeld en daar mocht ik op m’n gemak over nadenken, maar niét te lang, want dat zou alleen maar tijdverlies betekenen. Na een kort traject van onderzoek, (internet bestond nog lang niet) en dus was het lezen, lezen en gesprekken voeren om tot een besluit te komen. Duivenvoer van Dr. Moerman en citroentherapie lokten mij nu niet direct aan en diens resultaten gingen niet verder dan een schaarse patiënt die wellicht niet echt ziek was geweest. Ik, die dus altijd had beweert dat het leven ook eindig behoorde te zijn en dat je daar de natuur haar werk moest laten doen in plaats van maar blijven sleutelen, diezelfde ik, die rolde na een week van verkenning zijn mouw op en wees op zijn aderen en zei ‘Hier moet ie in…die spuit…kom maar op met die chemische troep.’ Het zou het begin zijn van een lang traject waaraan ik de rest van mijn leven te danken zou hebben. Dat het een taaie en voor een groot deel onbekende route zou worden was al snel duidelijk. Ik wil hiermee alleen duidelijk maken dat ook dié stelligheid, die van niet ingrijpen en de natuur haar werk laten doen, volledig onderuit gehaald.
Over de periode van de Daniël zal ik later en uitgebreider verhalen, want dat laat zich beslist niet in een kort verhaaltje beschrijven. Want 2 jaar lang elke 2 weken dezelfde route….bloed prikken, röntgen en gesprek op de poli……wordt t.z.t. vervolgd.

STELLIGHEID 2

November 1979

Ik was volgens mijn eigen inschatting, toch wel de beste chauffeur. In een panieksituatie zou ik wel even op tijd uitwijken en als dat niet lukte zou ik met een ruk aan de handrem wel even omkeren om een ongeluk te voorkomen. Zij die met een dreun zo maar blind ergens bovenop knalden, dat waren toch wel enorme domme zielepoten….totdat.

Ik was ‘toegevoegd’ fotograaf bij een redelijk grote modeklus. We maakten die serie in Tunesië om het geheel een exotische uitstraling te geven….een idee van de art director. Twee vrouwelijke en e mannelijke modellen en dan een dag of vijf op verschillende locaties sfeervolle foto’s produceren. Met collega Jan, de opdrachtgever en de art director gingen we gezamenlijk in een kleine huurauto op zoek naar een nieuwe locatie en ik, ik reed de huurauto. Nu is het platte land van Tunesië niet echt boeiend, kwamen we toch steeds meer spannende doorkijkjes en mooie achtergronden tegen. Toen verderop in de rit rijdt er een meisje voor ons…op veel te grote herenfiets. Knijpremmen maar geen kabels naar de remmen zelf. Ze reed staand omdat anders haar beentjes anders niet de pedalen raakten. Ik reed op dat moment beslist niet sneller dan 30 en totaal onverwacht keerde zij niet alleen haar hoofd om, maar stuurde ook in haar kijkrichting…frontaal voor de auto. Niks handrem-slip, niets omkeren of net op tijd op de remmen. Met fiets en al gleed ze over motorkap, zo op de voorruit. Ik zie haar nog steeds tijdens m’n nachtelijke avonturen.

Heel snel liep de weg vol met bedoeïenen uit de nederzetting. Daar stonden we dan…niet in staat om iets te doen, want inmiddels was ze van de motorkap teruggegleden op de stoffige en met keien bedekte weg. Een passerende taxichauffeur begreep meteen de situatie en opende zijn deur en ik werd door de art director meteen naar binnen gewerkt om naar de dichtstbijzijnde stad te rijden en de politie te waarschuwen. De duidelijk door Franse politiefilms geïnspireerde monsieur de commissaris pakte zijn jas van de kapstok, deed zijn hoed op en samen liepen we naar de binnenplaats. De schuifdeur van het busje werd geopend en ik mocht instappen. De beide heren namen voorin plaats. Toen wist ik hoe het moet voelen wanneer je als arrestant wordt afgevoerd in een vreemd land. Ik probeerde nog mezelf een houding te geven, maar liet dat maar snel achterwege, want ik kon mijn act niet bij elkaar krijgen door het vreselijke idee dat we zo dadelijk terug zouden zijn de plek des onheils en hoe dat meisje er aan toe zou zijn. De opdrachtgever, laten we hem Aad noemen, ging meteen met de commissaris in gesprek en de koehandel kon beginnen. Ik wist wel dat dit een taai gesprek zou worden, maar niet zo taai als het een jongetje had betroffen. Want een jongen is een verzekering voor de toekomst en dan was de politie nog weg gebleven om de familie de tijd te gunnen voor het nemen van wraak. Aad heeft nooit willen vertellen, ook niet na lang aandringen, hoeveel de flic in zijn zak heeft gestoken. Er werd een documentje opgemaakt dat het meisje niets noemenswaardigs was overkomen en vervolgens moesten we maken dat we wegkwamen.

Het werk ging door en de drie dagen die volgden tot vertrek waren spannend. Op de een na laatste dag werd er niet gewerkt en kon iedereen doen wat hij of zij wilde. Een Belgisch model wilde wel gaan paardrijden, want ruimte genoeg in al die olijfboomgaarden. Dat ging goed totdat het paard toch duidelijk géén Vlaams verstond en een eigen willetje toonde

Het schijnt, volgens de overlevering, dat dat paard ineens vol in de remmen vloog…dat de Belg vervolgens tegen de stam van een olijfboom kleefde als in een cartoon maar in dit geval minder grappig, want een gebroken heup, daar lach je niet graag over. Afgevoerd naar het ziekenhuis hebben ze hem daar maar meteen panklaar gemaakt voor de reis van de volgende dag. Gips van net boven de knieën tot aan zijn nek…aan voorkant én achterkant…gips all over. Eerlijk gezegd was het een geschenk dat hij zich op deze manier had verwond, want dat betekende voor mij een mogelijkheid om als ‘aankomend brancard assistent’ op te treden. De volgende dag reed ik mee door een zij-ingang van het vliegveld en kon vervolgens zonder verdere controle meteen mee aan boord van het vliegtuig. De eerste drie rijen achter de cockpit waren afgeschermd met een gordijntjes en daar ging dan de brancard overheen. ‘Hans, gij als man zult mijn probleem wellicht begrijpen, want ik heb al twee dagen niet geplast of gepoept…’ en dus ging ik samen met de stewardess aan de slag. Hele rollen toiletpapier en een keukenmesje…daar moesten we het maar mee ‘klaren’. Giechelend stonden wij, de aardige jongedame en ik, een half uur met handschoenen aan te krabbelen, te frunniken om gaten te maken om ons model weer een toegankelijke kruisweg te bezorgen. Zelden zag ik na het ‘lossen’ zo’n opluchting op iemands gezicht. Terwijl wij onze handschoenen uittrokken liepen de twee andere stewardessen met spuitbussen dennengeur de cabine weer fris te maken. Ik gebruikte een ouwe mop om het model weer wat te ontspannen en merkte op ‘Ruikt gij dat nu ook? Net of er iemand in een dennenbos heeft zitten schijten?’ Hij balanceerde tussen huilen en gieren van de lach…Maar ik neem aan dat mijn gezicht een soortgelijke ontspanning moet hebben vertoond toen na de start het landingsgestel werd ingetrokken.

Acht jaar later zou ik weer in dat land zijn en was het best even beven bij de paspoortcontrole, maar kennelijk had de commissaris zijn woord gehouden. Ook heb ik veel in het werk gesteld om er achter te komen hoe het dat bedoeïenenmeisje was afgelopen, maar elk spoor liep op niets uit en zal dus wel eeuwig een kutgevoel blijven.

Wat nog wel rest is dat ik bij het zien van kinderen op straat, lopend of fietsend, in de remmen ga en er met een grote bocht omheen rijd. Ja, zelfs naar veertig jaar en dan zie ik dan telkens dat meisje weer op de motorkap belanden.

Stelligheid 1 September 1979

Ik ben altijd buitengewoon stellig geweest in mijn leven en dat zal door mijn opvoeding zijn gekomen. Zo kon ik me nooit voorstellen, als ik verhalen hoorde, dat er tijdens bombardement op Rotterdam, mensen waren die alleen maar een fotoboek, een deurmat of het spaarbusje van de zending hadden weten te redden voordat de bommenregen viel. Nou, dat zou mij niet overkomen. Naar binnen en redden wat er te redden valt…toch?

Nou, dat was wel anders tijdens de voorbereidingen voor de viering van mijn 33ste verjaardag. Ann was met de oudste naar de stad om inkopen te doen voor dat feest, de jongste zat te spelen op de bovenste verdieping en ik was bezig op de 1ste verdieping toen er iets was dat voor mijn gevoel niet klopte. Ik rook onraad…letterlijk. Nu was het zo dat we de beschikking hadden over drie verdiepingen en dat beneden, achter de voordeuren, de tussenmuur er tussenuit was gesloopt omdat we de benedenwoning erbij hadden gekraakt. Ik had de kinderen altijd geleerd dat als er onraad zou zijn dat ze dan op die bovenste verdieping zo uit het raam konden stappen en via de overkapping van de balkons, desnoods de hele straat uit konden lopen.

Ik rook dus onraad…en ging dus naar beneden en deed de kamerdeur open. Daar keek ik in een inferno, want die leuke plafondbetimmering met latten, die was een springplank voor het vuur. Een oranje rode rollende vlammenzee die likte langs dat stompzinnige plafond welke ik nog probeerde te blussen met behulp van een afwasteiltje half vol water. Alleen hield het vullen van het afwasteiltje geen gelijke tred met de ontwikkeling van het vuur en dus moest ik rap dat plan laten varen en maken dat ik wegkwam. Maar godverdegodver ….Mitone, de jongste, zit nog boven op zolder te spelen. Op mijn grote lompe Zweedse klompen rende ik de twee trappen omhoog en greep haar bij haar kladden. En nu dus uit dat grote zolderraam, zoals ik het meermalen de kinderen op hart hart drukte? Nee dus. Als een ware eikel dreunde ik met haar in mijn armen de trappen af. Ik gleed op mijn hakken, als op een slee, naar beneden…naar de eerste verdieping, maakte de bocht op de overloop naar de volgende trap en daar gleden we weer verder…. alleen loeiden daar de vlammen dus reeds omhoog door het grote gat in de deels weggebroken tussenmuur. Daar was dus een buurman die precies op het juiste moment de voordeur intrapte waardoor we samen de stoep oprolden….de vlammen braakten ons achterna….we hadden het gered. Handig…nee dus en eigenlijk een enorme stommiteit, want had die buurman de deur niét ingetrapt, dan zouden we onder aan de trap in die vlammenzee zijn omgekomen. En had ik behalve Mitone nog iets anders weten te redden? Nee, dat was de belangrijkste schat die ik kon dragen en snapte toen meteen dat je dus niets rationeels doet in een panieksituatie. Mitone heeft het over die tijd nog altijd over het moment dat ze nogmaals werd geboren…De feestgangers welke die zaterdag voor een door de brandweer dichtgetimmerde deur stonden konden het niet geloven en dachten dat het hier weer een practical joke betrof. Was dat maar het geval geweest…..
Vele jaren was het voordat ik, als ik hier in Hongarije ’s morgens de tegelkachel aanmaakte, in de vlammen durfde te kijken zonder dat ik weer die beelden voor me zag. Tegenwoordig is dat een rustmoment, bakkie koffie en een peuk en dan maar staren…het beest in de bek kijkend.

(Voordat er vragen komen naar de oorzaak. Na gedegen onderzoek bleek een broodrooster de oorzaak. In de voorbereiding voor het feest had ik tien groentekratten bij de buurman geleend.Daar gingen matrassen overheen als zitplaats. Het naast de kratten staande broodrooster moet zijn ingeschakeld doordat de rand van het matras op de drukknop heeft gedrukt.)